Schaalgrootte van IGS’en jeugd: een mengvorm op maat
Schaalgrootte van IGS’en jeugd: een mengvorm op maat
Sinds 2021 ondersteunt Bataljong 10 intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS'en) jeugd verspreid over Vlaanderen. Via deze ondersteuning leren we dat IGS'en jeugd veel verschillende bestaansvormen kennen. Wij onderzoeken dan ook graag verschillende facetten van deze samenwerkingen om alle betrokken partijen taal te geven om over hun samenwerking in gesprek te gaan én om onze ondersteuning nog meer te optimaliseren.
In 2022 onderzochten we de verschillende samenwerkingsvormen en kwamen we tot ons groeimodel met de opdeling van samenwerkingsverbanden in potgrond, bloemenweide en bloemenwinkel. Daarover kan je verder lezen via de link onderaan deze webpagina.
Gelopen traject & onderzoeksvraag
We zien dat de grootte van de samenwerkingsverbanden alsook de oppervlakte van de regio’s sterk verschillen. Van 5 gemeenten in het Maasland, tot 17 in de Westhoek.
Maar, wat is nu de ideale grootte van een IGS jeugd? Bestaat die zelfs?
Bij het zoeken naar een antwoord op deze vraag, botsen we op een aantal andere vragen:
- Welke deelaspecten maken een intergemeentelijke samenwerking succesvol?
- Hoe hebben de verschillende deelaspecten invloed op elkaar?
- Hoe hebben deze deelaspecten invloed op de bepaling van een optimale schaalgrootte?
- Welke schaalgrootte van de samenwerking is wenselijk om bepaalde doelstellingen te kunnen bereiken?
Op zoek naar antwoorden, zijn de regionale ondersteuners naar een aantal jeugdregio’s gestapt en hebben de volgende vraag gesteld:
De zaken die jullie op dit moment doen, zijn die ook mogelijk met meer gemeenten? En met minder?
Tijdens de gesprekken werd er bepaald op welke schaalgrootte verschillende opdrachten (uitwisselen, inspireren, experimenteren, organiseren, bevragen, beleid maken, etc.) het beste resultaat opleveren. Vanuit deze gesprekken hebben we deelaspecten kunnen afleiden die bepalend zijn in een samenwerkingsverband. En die op hun beurt invloed hebben op een gewenste schaalgrootte.
Elke samenwerking bestaat uit een mengeling van deelaspecten. Het is goed om zicht te hebben op al deze aspecten, zodat je hier bewust mee kan omgaan en zo de kans op een goede samenwerking vergroot. Deelaspecten hebben een invloed op de doelstellingen, het succes en de (gewenste) schaalgrootte van intergemeentelijke samenwerkingen.
Snel naar elk deelaspect
De invloed van deelaspecten op schaalgrootte IGS jeugd
Een overzicht van de drie deelaspecten en andere interessante verbanden, zoals ambitieniveau, kan je in bovenstaande illustratie terugvinden. We geven je hieronder graag wat meer informatie over elk deelaspect, verduidelijkt met verhalen vanuit de praktijk.
Organisatorische aspecten
-
Tijd en middelen zijn onmisbaar om tot een goede samenwerking te komen. Een samenwerking is een netWERK. Netwerken vragen tijd. Wil je je organiseren van potgrond richting bloemenweide (zie groeimodel) en dus ook acties uitvoeren? Dan heb je budget nodig. Het liefst van al zijn deze tijd en middelen gelijkwaardig tussen de verschillende partners. Wanneer dit niet zo is, is het van groot belang dat het verwachtingspatroon van elke partner hier ook op afgestemd is zodat onbegrip of misverstanden worden vermeden. Er zijn samenwerkingen met een bovenlokaal personeelslid, er zijn werkingen waar één van de partners een bepaald percentage VTE krijgt om opdrachten uit te voeren voor de IGS, en werkingen waar de VTE-tijd verdeeld wordt onder alle partners. Of waar er helemaal geen VTE-tijd is. Het spreekt vanzelf dat er in elk van deze samenwerkingen andere afspraken nodig zijn. Wie is verantwoordelijk voor welke opdrachten binnen welke tijd? En is er nood aan ondersteunende diensten? Vanuit welke gemeente?
-
Ook de werkwijze waarop de samenwerking wordt georganiseerd is bepalend. Heeft iedereen vaste taken? Is er een communicatieverantwoordelijke, iemand die graag bezig is met de financiën, een organisatorisch wonder, een voorzitter? Worden taken ad hoc verdeeld en zijn die telkens anders bij verschillende projecten? Is er een beleidsplan, een jaarplan? En hoe strikt worden deze opgevolgd? Door wie?
Vanuit de praktijk
Een aantal jeugdregio’s, zoals Meetjesman, Midwest en Neteland, hebben een bovenlokaal personeelslid in dienst om het samenwerkingsverband te coördineren. Zij zorgen ervoor dat het samenwerkingsverband mekaar blijft begrijpen, dat het verwachtingspatroon goed zit, dat het netwerk elkaar blijft vinden en appreciëren. Zij werken geen acties uit voor kinderen en jongeren, en dat is ook zo op voorhand doorgesproken. Het profiel van de Meetjesman, de ondersteuner, werd hiervoor recent aangepast. Waar dit in het verleden een jeugdwerkprofiel was, is dit gewijzigd naar een netwerkprofiel. Hierdoor wordt er meer geïnvesteerd in het verbinden en versterken van de samenwerkingspartners en levert dit meer en breder regionaal jeugdbeleid op. Een gevolg hiervan is het ontstaan van ‘samenwerkdagen’. Alle welzijnswerkers van de regio die met jeugd in contact komen maken kennis met elkaar en wisselen contacten en methodieken uit. Het samenwerkingsverband is hierdoor veel meer een platform waar ook ambtenaren vanuit andere beleidsdomeinen samengebracht worden om te werken aan breed jeugdbeleid.
In de Beleefregio is er één partner die voor 15% VTE tewerkgesteld wordt voor de erkende IGS. Het is belangrijk om goed af te bakenen wat de verantwoordelijkheden en opdrachten zijn van deze persoon, en wat er bij de andere samenwerkingspartners ligt. Met 15% kan je natuurlijk niet alles opvangen. Maar hoe vul je deze dan wel in? Zet je deze in voor de coördinatie van het netwerk en de acties? Wat met de uitrol, uitvoering en evaluatie van deze acties? En wat zijn de gevolgen van deze werktijd voor het draagvlak van het samenwerkingsverband? Goede afspraken en een duidelijk verwachtingspatroon zijn cruciaal.
De Zuid-West-Vlaamse jeugdambtenaren duidden geen vaste stuurgroeps- of werkgroepsleden aan. Iedere bijeenkomst wordt de vraag gesteld wie er de volgende bijeenkomst wil voorbereiden. De uitnodigingen voor de werk- en stuurgroep momenten worden naar iedereen uitgestuurd en er sluiten altijd met veel enthousiasme een aantal jeugdambtenaren aan om respectievelijk rond het thema van de werkgroep uit te wisselen of om de bijeenkomst in elkaar te steken. Deze werkwijze past het best bij de groep omdat ze niet dwingend is.
Menselijke aspecten
-
Een goede samenwerking is afhankelijk van een fijne relatie tussen de partners. Samenwerkingen waar er vertrouwen is in elkaar, waar men elkaar al langer kent, waar men tijd maakt voor kennismaking en ontmoeting en waar men individuele verwachtingen inlost, doen het goed. Gedeelde ambities zijn belangrijk, en ook de profielen van de actoren.
-
Het belang en de samenhang van sterke actoren speelt een grote rol en kan bepalend zijn voor de werkwijze van de samenwerking. Overlegmomenten tussen jeugdambtenaren onderling of met schepenen erbij lopen wellicht anders. Elke actor heeft zijn eigen rol, en die verschilt vaak van de andere. Bijvoorbeeld:
- Voor beleidsmakers zijn zichtbare resultaten belangrijk, zij hebben soms nood aan een quick win.
- Ambtenaren houden helikopterzicht en streven een duurzaam beleid na. Ze zoeken invulling van blinde vlekken in de gemeente. De zichtbaarheid hiervan is niet altijd prioritair.
- Autonome mobiliteit van kinderen en jongeren is heel verschillend. Vrijetijdsaanbod voor kleuters of kinderen organiseer je best niet te ver weg, terwijl tieners en jongeren zich al makkelijker verder kunnen verplaatsen.
Vanuit de praktijk
Voor of na overlegmomenten en activiteiten bij regio Maasland wordt er steevast gegeten. Eten verbindt, ook in een jeugdregio. Dankzij informele gesprekken bouw je een band op, leer je elkaar kennen. De leden van deze regio geven aan dat de samenwerking goed loopt doordat iedereen betrouwbaar is, iedereen levert op wanneer nodig, zonder dit te hoeven forceren. Er is een gelijkwaardigheid en een duidelijke gezamenlijke visie.
In regio @92 gingen de jeugdambtenaren regelmatig in overleg, ze organiseerden jaarlijks een jeugdradenbijeenkomst en brachten de schepenen 1 à 2 keer per jaar samen. Op een gegeven moment waren er echter maar 2 jeugdconsulenten meer aan het werk van de 7 ‘originelen’. Hierdoor viel de volledige werking bij de heropstart na de coronaperiode volledig stil. Dankzij de inspanningen van de overgebleven ervaren jeugdambtenaren en het mee inwerken van nieuwe collega’s in de buurgemeenten staat deze regio er vandaag terug. Ze maakten snel werk van elkaar leren kennen, uitwisselen, elkaar ondersteunen in de dagelijkse werking. #potgrond
Jeugdregio Pajottenland organiseert activiteiten voor verschillende leeftijdsgroepen. Ze hebben een duidelijke visie dat bepaalde activiteiten logischer zijn om op bovenlokaal dan wel op lokaal niveau te organiseren. Zo is voor kleuters vertrouwen van ouders heel belangrijk. En dat bouw je beter op vanuit je eigen gemeente. Voor lagereschoolkinderen en tieners kan je wel makkelijker terugvallen op regionale activiteiten.
Beleidsaspecten
Een beleidsproces volgt vaak het ABA-model. Vanuit een Analyse bepaalde Beleidskeuzes maken en die omzetten in Acties. Doet de regio een gezamenlijke Analyse? Gaan ze samen Beleid bepalen? Op welke manieren worden beleidskeuzes gemaakt en door wie? Zijn ze vooral gefocust op zichtbare acties creëren?
Afhankelijk hiervan zal een samenwerking verschillen in grootte. Bijvoorbeeld: een belevingsonderzoek of een omgevingsanalyse kan je perfect organiseren op grote schaal. Van zodra je naar beleidsbepaling gaat, zal deze schaal verkleinen. Het vergt veel tijd om af te stemmen, waardoor de kans dat veel gemeenten dezelfde beleidskeuzes willen maken kleiner is.
Vanuit de praktijk
Jeugdregio’s Pajottenland en de Beleefregio doen een regionaal belevingsonderzoek bij kinderen en jongeren. De onderzoeksfase en de analyse van de resultaten van het onderzoek lopen vlot en monden uit in aanbevelingen. Vervolgens moeten er gemeenschappelijke keuzes gemaakt worden waarbij elke ambtenaar en elk lokaal bestuur zich goed voelt en zich kan achter zetten. De aanbevelingen en eventuele acties gaan ook nog naar de raad van bestuur van de IGS zelf. De grootte speelt dus een grote rol in met hoeveel belangen je rekening moet houden.
Meetjesman deed een stevig onderzoek naar de Vrije Tijd van jongeren in het Meetjesland, ‘Jong geweld in het Meetjesland’. Deze analyse kreeg naast een Meetjeslandrapport een lokaal rapport voor elke gemeente waardoor elk lokaal bestuur andere beleidskeuzes kon maken. Bijkomend kan er, dankzij het netwerkersprofiel van de Meetjesman, snel ingezet worden op signalen die zowel vanuit het onderzoek bij jongeren komen als vanuit het burgemeestersoverleg. Bijvoorbeeld: de Meetjesman kon heel snel expertise inroepen rond tieners en jongeren in de publieke ruimte en hierover gesprek organiseren met beleidsmakers, ambtenaren en middenveld om tot uitdieping te komen. Het resultaat vertaalt zich hier in eerste instantie in beleidsinzichten, veeleer dan in acties.
Schaalgrootte
De drie bovengenoemde deelaspecten – organisatorische, menselijke en beleidsaspecten - hebben invloed op welke nu de optimale schaalgrootte is van de regio om mee aan de slag te gaan. Op basis hiervan kan je de keuze maken om samen te werken met
enkele buurgemeenten NAAST,
een 5 tot 10-tal gemeenten NABIJ,
of op een grotere schaal VERAF.
Een aantal voorbeelden om duidelijkheid te scheppen:
- Een data-analyse, of leefwereldonderzoek kan perfect op grote schaal, met veel gemeenten samen. Ook uitwisselen kan op grote schaal, bijvoorbeeld met de volledige referentieregio.
- Algemeen genomen is beleidsbepaling eenvoudiger met een klein aantal gemeenten, waar de noden gelijkaardig zijn en afstemming tussen gemeenten eenvoudiger is
Vanuit de praktijk
Forum Jeugd verenigt de 17 Westhoekse jeugdambtenaren. Er worden ideeën, ervaringen en documenten uitgewisseld en er wordt samen gebrainstormd over allerlei jeugdbeleidsthema’s. Daarnaast wordt er ook bovenlokaal samengewerkt rond vrijetijdsaanbod met een kleinere groep gemeenten, ongeveer de helft, onder de noemer Paspartoe. Een mooi voorbeeld van hoe bovenlokale acties bij intergemeentelijke samenwerkingen jeugd vaak op een kleinere schaal hun toepassing vinden.
Jeugdregio Waso werkt vooral rond uitwisseling met een grote regio die samenvalt met de referentieregio. Ook Zwijndrecht (die tot hiertoe geen deel uitmaakt van deze referentieregio) sluit al heel lang aan bij dit regionaal overleg. De regio werkt zo goed omdat de 3 centrale steden elkaar in evenwicht houden en hierrond heel wat kleinere gemeenten gelegen zijn. Bij het uitvoeren van acties hebben ze voldoende aandacht voor de grote afstand binnen de referentieregio. Het feit dat er ook intergemeentelijke samenwerkingen zijn voor andere beleidsdomeinen is zeker helpend.
Ambitieniveau
- Natuurlijk zijn er nóg meer verbanden te leggen. Ook het ambitieniveau van het samenwerkingsverband speelt een rol in de keuze van schaalgrootte. Is het samenwerkingsverband relationeel en organisatorisch sterk? Dan is een grotere ambitie mogelijk. En het werkt ook andersom. Is je ambitie hoog, dan is het verstandig om sterk in te zetten op deze deelaspecten. Weet ook dat voor elke actor het ambitieniveau anders kan zijn. De ambitie van een jeugdambtenaar kan anders zijn dan die van een schepen.
- Uiteraard beïnvloedt ook de huidige wetgeving verschillende keuzes die een samenwerkingsverband moet maken. Via het vernieuwde jeugddecreet maakt Vlaanderen de beleidskeuze om intergemeentelijke samenwerkingsverbanden enkel te ondersteunen wanneer zij voldoen aan een bepaalde juridische structuur zoals o.a. projectverenigingen. Hierdoor vallen heel wat samenwerkingsvormen uit de boot. Een juridische structuur oprichten botst vaak lokaal op tijd, (personeels)middelen en vertrouwen. Nochtans vragen deze ambitieuze netwerkplekken meestal geen gigantische financiering. Ondersteuning in expertiseopbouw, oplossingen om via regiowerk de lokale werkdruk te ondervangen en via bovenlokaal jeugdbeleid lokaal jeugdbeleid versterken zijn echter wel noodzakelijk.
De noodzaak van onze sector om netwerkplekken te hebben die worden gefaciliteerd en ondersteund met expertise is groot. Denken we alleen al aan de grote in- en uitstroom van jeugdambtenaren, maar ook de sterke invloed van andere beleidsdomeinen (welzijn, vrije tijd, mobiliteit, preventie, …) op het leven van kinderen en jongeren, hetgeen maakt dat we vaak snel moet schakelen. En natuurlijk ook vanuit het oogpunt van de leefwereld van kinderen en jongen, die stopt niet aan de gemeentegrens.
Vanuit de praktijk
@92 had de ambitie om in te dienen als IGS maar slaagde er op het juiste moment niet in doordat de stap naar projectvereniging te moeilijk was. De samenwerking had nog niet veel ervaring, er was weinig tijd om de projectvereniging op te zetten en de lokale werkdruk lag te hoog. Vijf van de zeven jeugdambtenaren verlieten het schip op korte termijn waardoor het ambitieniveau daalde. Op dit moment groeit het ambitieniveau van de jeugdambtenaren terug gelijklopend met hun ervaring. Het wordt ook bevestigd door schepenen, waardoor tijd om te netwerken niet onder druk staat. Tijd om samen zaken te realiseren vanuit lokale werkdruk wel en de piste om te groeien naar eventueel projectvereniging en erkend IGS (al dan niet samen met een ander domein) ligt op tafel maar botst momenteel nog op middelen.
Zowel JoNK als Neteland hebben de ambitie om jeugdwelzijn bovenlokaal aan te pakken. Neteland heeft recent een bovenlokaal jeugdwelzijnsoverleg opgestart. Bij JoNK wordt dit thema vooral opgepakt met Arktos binnen het OverKopnetwerk van de Noorderkempen en de Voorkempen. Beide regio's geven aan dat het met hun afbakening lukt om dit bovenlokaal op te nemen omdat de regio niet heel groot is (NABIJ). Op schaal van de referentieregio zou dit niet haalbaar zijn, omdat de welzijnsorganisaties niet het hele gebied dekken.
Enkele jaren terug, zette DVV Midwest, onder initiatief van de burgemeesters uit de regio, de stap om ook rond jeugdbeleid intergemeentelijk aan de slag te gaan. De schepenen van jeugd en de jeugdambtenaren worden tweemaandelijks samengebracht in, respectievelijk, de intervisiegroep en de cluster jeugd. De bovenlokale coördinator jeugd stuurt beide overleggen aan, zoekt (subsidie)middelen en werkt aan concrete acties, zoals bijvoorbeeld een regionale skatekaart. Het hoge ambitieniveau van de lokale besturen zorgt ervoor dat de intervisiegroep al snel kon landen met mooie acties zoals bijvoorbeeld een regionale animatorcursus.
Infographic schaalgrootte IGS jeugd
Om alle geleerde lessen behapbaar te delen, ontwikkelden we een infographic. De regionaal ondersteuners stellen deze graag, met de nodige uitleg, voor op jouw intergemeentelijke bijeenkomst.