Pretesting bij jeugdactiviteiten
Bij Bataljong komen vragen binnen over hoe het nu zit met die testing waarvan sprake was in de media en in het persbericht na het Overlegcomité van 11 mei. Er wordt naar ons gekeken voor een gefundeerd standpunt dat het lokaal beleid kan voeden. Op deze webpagina duiken we in de diepte over dat debat.
- Waar komt de aanbeveling vandaan en hoe politiek gedragen is ze?
- 7 redenen waarom algemene pretesting niet zo'n goed idee is.
- Wanneer kan het eventueel wel?
- Vanaf wanneer heeft de samenleving de bescherming door kinderen niet meer nodig?
Waar komt de aanbeveling over pretesting vandaan?
Op het overlegcomité van 23 april, waar het zomerprotocol werd goedgekeurd, was er van pretesting nog geen sprake. Daar werd bovendien afgesproken enkel nog te versoepelen als de situatie dat toeliet. Toch is er sinds het overlegcomité van 11 mei sprake van ‘pretesting ten zeerste aanbevolen’ bij jeugdactiviteiten.
Dit is in de besluitvorming opgenomen nadat de minister van Volksgezondheid en zijn partij daar een punt van hebben gemaakt. De doelstelling is zeker te begrijpen: zo min mogelijk bubbels sluiten deze zomer. Dat doel delen we. Maar wie nauwer bij de lokale praktijk staat weet dat algemene pretesting ethisch, pedagogisch en logistiek onmogelijk is. Bovendien zou het effect omgekeerd kunnen zijn.
Minister van jeugd Dalle, en bij uitbreiding de hele Vlaamse regering, zijn dan ook tegen algemene testing voor jeugdactiviteiten. (Ook de ministers van jeugd van de Franstalige en de Duitstalige gemeenschap zien dat niet zitten.) De Vlaamse regering zal geen logistieke of financiële initiatieven nemen om dat te ondersteunen. Het politieke draagvlak voor generieke testing van alle deelnemers is dus beperkt.
Ook heel wat grote jeugdorganisaties namen al stelling in tegen een algemene pretesting. Het is niet nodig om veilige activiteiten te krijgen en er is geen verplichting (het staat niet in het protocol). Teststrategieën maken momenteel enkel deel uit van de onderhandeling over de noodprocedure.
7 redenen waarom algemene pretesting niet zo’n goed idee is
“Alle beetjes helpen, dus waarom geen testing?” Een begrijpelijk reflex voor al wie er wat verder vanaf staat. Wie dichter op de praktijk staat, de complexiteit kent en er even op doordenkt, botst echter op heel wat contra-argumenten.
1. Er is reeds een veilig kader
De protocollen voor jeugdactiviteiten bevatten heel wat zaken rond deelnamevoorwaarden, hygiëne, bubbels, aard van de activiteiten… De activiteiten zijn bijna altijd buiten. Er zullen voor jeugdactiviteiten sowieso nog meer regels gelden dan in andere segmenten van de samenleving. Vorige zomer heeft bovendien bewezen dat het veilig kan. Er zijn heel weinig besmettingen geweest en heel weinig bubbels gesloten.
Gezinnen voor wie jeugdaanbod nieuw is en die weinig vertrouwen hebben in de overheid of angstig zijn, zullen door de testing vooraf net de indruk krijgen dat het niet veilig is op kamp of op het speelplein. Dat ondermijnt het vertrouwen en is niet nodig. Kinderen hebben recht op vrije tijd.
2. Pretesting is pedagogisch en psychologisch onverantwoord
Jeugdwerk heeft een pedagogische functie. Daarom moet de eerste reflex altijd die zijn vanuit de kinderen en jongeren zelf. Een pedagogische reflex vanuit (ontwikkelings)psychologie. Pretesting bij de start van een jeugdactiviteit is pedagogisch en psychisch onverantwoord.
Kinderen komen aan op een kamp / activiteit / speelplein… vol zenuwen, want ze kennen nog niemand, ze moeten nog vertrouwen winnen… en hun ouders loslaten. Dat vertrouwen wordt langzaam opgebouwd, met kennismaking met andere kinderen en begeleiding, kennis met de groep en het concept van het aanbod. De fase is heel cruciaal om de angst en onzekerheid weg te nemen… Ze is de basis van een goede week en een positieve ervaring.
In dit hele onthaalproces een neuswisser afnemen (sneltest of zelftest) is pedagogisch onverantwoord. Dat heeft meteen te veel impact. Zelfs een ondiepe neuswisser. Het brengt kinderen in panic zone en houdt geen rekening met hun grenzen. Het hypothekeert van bij de start de werking van de jeugdactiviteit.
Een kind voelt zich niet warm onthaald, maar benaderd als potentieel gevaarlijk.
Daarnaast is er ook de angst en de onzekerheid over het resultaat. Mag ik blijven of niet? Een onzekerheid die ook voor de ouders geldt, trouwens.
3. Pretesting is logistiek onhaalbaar
Of het nu gaat om een zelftest, een sneltest of een PCR-test, pretesting voor alle jeugdactiviteiten is logistiek onhaalbaar.
Testing bij aankomst
De meest eenvoudige testing loopt via een zelftest met ondiepe neuswisser. Het duurt zo’n 5 minuten en na 15 tot 30 minuten heb je het resultaat. Zie je al de 200 kindjes ’s morgens om 8u30 aankomen aan het speelplein, elke dag, mooi opgedeeld in 4 bubbels (de krokodillen, de neushoorns, de kamelen en de olifanten)… Allemaal aanschuiven om een neuswisser te ondergaan en minstens een kwartier in isolatie wachten op het resultaat. Alle ouders staan bij elkaar (afstand?) te wachten op het resultaat, hoewel ze vaak gehaast zijn om te gaan werken. Voor deze logistieke operatie heeft de (vrijwillige) begeleiding de handen vol met testing begeleiden en kan geen zorg en onthaal doen. Bij een foutieve test, moet alles opnieuw… Als je consequent bent moet je dat bovendien elke dag doen bij dagaanbod. Want kinderen zullen tussendoor nauwe contacten hebben buiten de bubbel.
Indien men kiest voor sneltests, dan is de logistieke operatie gelijkaardig, maar moet de afname nog gebeuren door medisch opgeleid personeel, met specifiek materiaal. Gezien de veelheid aan activiteiten, kampen, enz. wordt ook dit een enorme operatie en waarschijnlijk extra druk op beschikbare verpleging, enz.
Testing vooraf in de thuiscontext
Elke vorm van testing vooraf zal veel druk leggen op gezinnen, of het nu een PCR-test, een sneltest of een zelftest is. Niet elk gezin kan dit organiseren.
Een verplichte PCR-test legt dan weer enorm veel druk op de testcentra die ook al voor gezinsvakanties onder druk komen te staan. Het gaat om gigantische aantallen, meer dan 1 miljoen kinderen die vaak verschillende deelnames hebben aan jeugdaanbod in de zomer.
Het resultaat van een zelftest (te kopen bij de apotheker) die vooraf thuis wordt afgenomen, is niet meer af te lezen na meer dan 30 minuten. Daar kan dus enkel een verklaring op eer soelaas brengen. Welke veiligheid biedt dat?
4. Pretesting is onbetaalbaar
Een PCR-test kost zo’n 50 euro. Als we rekenen dat 1 miljoen kinderen, 1x per zomer aan een activiteit deelnemen… dan spreken we over 50 miljoen euro, wat het volledige jaarbudget is voor de jeugdsector in de Vlaamse Begroting. Dat is bovendien een fikse onderschatting als je weet dat ook sportstages en sportkampen onder de regels voor jeugdkampen vallen…
Zelftesten zijn de goedkoopste, maar kosten nog circa 8 euro in aankoop. Ze zouden, gezien hun specificiteit en betrouwbaarheid, dan zelfs meermaals per week / kamp moeten worden afgenomen.
5. Recht op gelijke behandeling en proportionaliteit
We stellen ons ook heel wat ethische vragen. Pretesting enkel toepassen op de georganiseerde vrije tijd van kinderen roept rechtvaardigheidsvragen op.
- Als pretesting al niet gebeurde op school, waar nog veel meer kinderen in klassen samen zitten, binnen een straffer georganiseerde context met professionelen. Waarom is het dan wel nodig voor jeugdactiviteiten, die bovendien meestal buiten begeleid worden door vrijwilligers?
- Pretesting wordt niet geadviseerd voor je wekelijkse training van de sportclub, voor uitstappen naar het pretpark met je vrienden, voor het familiefeest in de tuin, de kinderopvang of een avond op café… Waarom zouden de jeugdactiviteiten onder strengere normen moeten vallen dan andere nauwe contacten?
- Vinden we het oké dat kinderen, tieners en jongeren strenger behandeld worden omdat zij (nog) niet gevaccineerd zijn, of zelfs zullen worden? Volwassenen moeten aan deze voorwaarden niet voldoen.
6. Solidariteit en zorg voor kwetsbare groepen
Heel veel actoren in het jeugdaanbod werken hard om kinderen in kwetsbare situaties hun recht op vrije tijd en kans op ontplooiing te geven.
- Testing vooraf of tijdens de activiteit verhoogt drempels.
- Het ondermijnt een langzaam opgebouwd maar broos vertrouwen.
- Indien ze de testing zelf moeten betalen is dat niet haalbaar.
- Indien ze de testing zelf moeten organiseren, al evenmin. Denk aan de 7 B’s van toegankelijkheid: bruikbaarheid, beschikbaarheid, betaalbaarheid, bereikbaarheid (bv. testcentra), bekendheid, begrijpbaarheid (bv. handleiding), betrouwbaarheid…
Kinderen hebben recht op vrije tijd. Ongedwongen en onvoorwaardelijk. Enkele dagen ‘vakantiegevoel’ is geen luxe maar een bittere noodzaak voor kinderen die in kwetsbare situaties opgroeien.
7. Negatief testresultaat ondermijnt mogelijk motivatie maatregelen
Wie vertrouwd is met de werking, en bv. een negatieve zelftest aflegt, krijgt mogelijk een vals gevoel aan veiligheid en zal sneller geneigd zijn andere maatregelen niet meer op te volgen: deelnamevoorwaarden, hygiënemaatregelen, bubbels…
Waar en wanneer kan testing eventueel wel?
In de noodprocedure
Er wordt volop gewerkt aan een aangepaste noodprocedure. Daarin heeft testing zijn plaats. Eens er een besmetting is in een bubbel, moet het mogelijk zijn tot snelle testing over te gaan. Er wordt alvast voor gepleit de bubbel nog niet onmiddellijk stop te zetten maar testing te gebruiken om te kijken of het gaat om een geïsoleerd geval dat van buitenaf komt, dan wel om clustervorming binnen de bubbel. Zo gebeurt het ook in scholen. Dit is echter nog geen besluitvorming. We communiceren de noodprocedure zodra ze rond is.
Bij buitenlandse reizen
Voor buitenlandse reizen – zeker in groep met minderjarigen – is er nog veel onduidelijk. Daar zullen Europese afspraken gelden en bovendien ook nog regels per land van bestemming. Net als voor buitenlandse vakanties van gezinnen, maakt pretesting hier mogelijk wel deel uit van de voorwaarden. Ook hier pleiten we samen met de sector en de ministers van jeugd voor een regeling die groepsreizen met minderjarigen mogelijk maakt, en die kinderen en jongeren niet strenger behandelt dan volwassenen. Ook voor buitenlandse kampen gelden organisatieprotocollen (hygiëne, bubbels, enz.).
Bij animatoren op vrijwillige basis
Sommige animatorenploegen zullen op eigen initiatief de keuze maken om zelftests te gebruiken, maar we moedigen dit niet aan. Een test moet steeds een vrijblijvende keuze zijn van elke animator in kwestie, geen verplichting. De keuze om het niet te doen, mag geen reden zijn om jongeren uit te sluiten. Voor animatoren met een arbeidscontract mag een werkgever arbeidsrechtelijk niet verplichten om te testen. Waarom zou je het dan wel doen bij vrijwilligers? Weeg sowieso de voor- en nadelen goed af en ga in dialoog met je animatorenploegen. Laat het in hun handen.
Bij uitzonderlijke lokale uitbraken
Kleuters worden niet getest. Algemeen pretesten van kinderen onder de 12 jaar lijkt ons uit den boze. Een generieke testing van bv. tieners, lijkt ons enkel te overwegen indien er sprake is van een stevige lokale opstoot van het virus onder deze groep. Het kan voor Bataljong enkel om een mogelijke volledige opschorting van het vrijetijdsaanbod te vermijden. Dan nog moet de maatregel proportioneel zijn (ten opzichte van de grootte van de uitbraak), en in verhouding staan tot andere maatregelen op andere levensdomeinen. Als in de privésfeer, in de publieke ruimte en op andere domeinen geen verstrengingen gelden, dan is het invoeren van testingvoorwaarden bij jeugdaanbod evenzeer disproportioneel.
Vanaf wanneer heeft de samenleving de bescherming door kinderen niet meer nodig?
Ondanks het feit dat er met de recentere varianten meer virus rondgaat tussen kinderen onderling, is de verspreiding van het virus nog altijd lager dan onder volwassenen en is de aanwezigheid van het virus een spiegel van de rest van de samenleving. Als steeds meer volwassenen beschermd zijn, zal ook het virus minder onder kinderen circuleren, want die volwassenen gaan het minder doorgeven.
Bovendien heeft de jeugdsector al 1,5 jaar lang voortdurend balans gezocht tussen enerzijds ademruimte voor kinderen en jongeren en hun recht op vrije tijd, en anderzijds virusveiligheid om ouderen en kwetsbaren in de samenleving te helpen beschermen. We hebben ons bijzonder verantwoordelijk getoond door bij elke evolutie dat nieuw snijpunt te zoeken. Soms met bijna onhaalbare regels en groepsgroottes als gevolg. Niet om de veiligheid van kinderen en jongeren te verhogen, want zij worden amper ziek. Maar om oudere generaties en kwetsbare groepen mee te beschermen. Die bescherming wordt nu stilaan overgenomen door de vaccinatie. Met welk doel beperken we kinderen en jongeren dan nog in hun vrijheden of leggen we hen extra normen zoals testing op? Zelfs al zou een kind besmet raken, dan nog vormt dat geen groot gevaar meer.
Dit is geen pleidooi om elke vorm van hygiëne of deelnamevoorwaarden overboord te gooien, maar wel erg kritisch te kijken naar bestaande beperkingen, normen en de grote impact van isolaties en quarantaines op gezinnen, soms weken aan één stuk. We moeten als samenleving ook het debat beginnen voeren over wanneer we ‘terug naar normaal’ gaan, ook wat de contacttracing betreft. Wanneer komen we terug op het punt waarbij een kind dat ziek is naar huis gaat en simpelweg uitziekt voor het terug deelneemt aan contactonderwijs of georganiseerde vrije tijd?