Een zorg minder
Hoe we de geestelijke gezondheid van jongeren kunnen versterken
Interview met auteur, professor Johan Albrecht over het gelijknamige boek
Het boek belicht de uitdagingen rond mentale gezondheidszorg vanuit verschillende hoeken. In de Dropzone van september 2024 doken we met auteur professor Johan Albrecht in een aantal hete hangijzers en inzichten.
Hier nemen we nog wat uitgebreider de ruimte voor recente inzichten van het wetenschappelijk onderzoek over mentale problemen en preventieprogramma’s gericht op jongeren.
Hoe we kijken naar mensen die zich minder goed in hun vel voelen en/of die met mentale problemen kampen en hoe we daar als samenleving mee omgaan is sterk veranderd tegenover vroeger leren we uit jouw boek.
Professor Albrecht: Een paar jaar geleden las ik in De Standaard een opiniestuk van een leerkracht die telkens aan het einde van het schooljaar aan zijn afstuderende jongeren vroeg wat er volgens hen kon verbeteren aan het onderwijs. Wat me frappeerde: een groot deel van die 17-18-jarigen haalde aan dat ze nood hadden aan een psycholoog op school. Voor mij is dat symptomatisch voor hoe we kijken naar ons zorgsysteem en hoe we de confrontatiemet moeilijke en complexe situaties denken medisch te moeten aanpakken Als ook jonge mensen nu al geloven dat in individuele therapie en medicatie de ultieme oplossing of bevrijding ligt.
Nog niet zo lang geleden werden mensen met psychische problemen door hun directe omgeving vooral verzorgd, wat in de praktijk neerkwam op het recht op rust. Vandaag is het gemeen goed dat een jongere of jongvolwassene met een tijdelijk mentaal probleem zo snel mogelijk begeleid moet worden om hem of haar optimaal te laten presteren in het onderwijs of op de arbeidsmarkt.
Welke oorzaken kunnen mogelijk de afname van mentale gezondheid bij jongeren verklaren?
Professor Albrecht:Professor Patti Valkenburg van de Universiteit van Amsterdam schreef samen met haar collega’s in opdracht van Unicef een mooi essay over de invloed van sociale media op de mentale gezondheid van jongeren. Dat essay behandelt nadrukkelijk de vraag hoe we de toename van mentale problemen van jongeren kunnen verklaren. Voor Valkenburg biedt de wetenschappelijke literatuur minstens vijftien mogelijke oorzaken.
Nog niet zo lang geleden bestond er nauwelijks extramurale mentale gezondheidszorg. Men erkende voornamelijk extreme vormen van mentale ziekten, zoals psychosen. Later werd de definitie verbreed en zijn de criteria voor diagnose verruimd. Vanaf die tijd namen ook negatieve stigma’s over mentale problemen af, waardoor jongeren eerder durven toegeven dat ze mentale problemen ervaren. Die evoluties worden samen met de verhoogde maatschappelijke interesse mee als verklaring aangehaald.
Een van de andere gesuggereerde oorzaken zijn sociale media. Het team van Valkenburg volgde een grote groep jongeren maandenlang dagelijks op via hun telefoon. Zij kwamen tot de conclusie dat sociale mediagebruik een negatieve invloed had op 10% van de gevolgde jongeren. Waar we de oorzaak daarvan moeten vinden, wordt veel minder onderzocht. We weten graag hoeveel jongeren kampen met depressieve symptomen maar investeren weinig in het volledig doorgronden van de complexe omgeving waarin deze symptomen zich manifesteren. Als de psychische problemen van jongeren bijvoorbeeld mede het gevolg zijn van een afstandelijke en doorgeslagen prestatie- en evaluatiecultuur in het onderwijssysteem, misschien moet dan niet zozeer de jeugd maar wel het onderwijs in therapie.
De prestatiedruk op school is een vaak genoemde oorzaak door jongeren zelf. In de huidige kenniseconomie zijn schoolprestaties belangrijker dan ooit, om het diploma te halen met de hoogste kans op economisch succes. Zweedse onderzoeker Högberg vergeleek de mentale gezondheid van jongeren in 33 landen en zag de onderwijsstresshypothese bevestigd: jongeren in welvarender landen ervaren meer stress door schoolwerk en het effect van schoolstress op de mentale problemen is er ook groter. Een hoge schoolstress blijkt een basiskenmerk van een immateriële kenniseconomie.
Jongeren krijgen ook minder ruimte en kansen om vrij te spelen. Het vrije spel, waarbij kinderen zelf regels bepalen en zich ongeremd als kind kunnen gedragen, heeft plaats moeten maken voor een resem strak georganiseerde hobby’s. Die vragen een zeer functionele aansturing van het gedrag. Wie graag goed wil zwemmen, moet vooral zeer specifiek en veel trainen. Bij het vrije spel is er daarentegen wél ruimte om te experimenteren. Het leert kinderen om te improviseren, zich te integreren in een groep, machtsverhoudingen in te schatten, en strategische keuzes te maken. Zo is het vrije spel een belangrijk platform voor de ontwikkeling van empathie en andere essentiële vaardigheden.
Onze samenleving is meer en meer individueel georganiseerd en ook dat vormt mee een verklaring voor de afname van onze mentale gezondheid.
Een vaak gesuggereerde oorzaak is het snel afbrokkelende belang van religie vanaf de jaren zeventig, waardoor jongeren (en volwassenen) hun zingeving en gevoel van verbondenheid verloren. Een andere oorzaak die gepaard ging met de afname van religie is het toenemende belang van individualisme, de overtuiging dat iedereen zijn eigen leven kan (of moet) invullen en dat mensen onafhankelijk van elkaar zijn. Individualisme gaat samen met het verlies van zekerheden en duidelijke kaders. En dat kan negatief uitpakken voor iemands mentale gezondheid, omdat niet iedereen even gemakkelijk zonder duidelijke kaders kan leven.
De WHO riep in 2023 eenzaamheid uit tot een wereldwijde bedreiging voor de volksgezondheid, met eenzelfde sterfterisico als het roken van vijftien sigaretten per dag. De inrichting van onze steden en woonwijken is het gevolg van historische beleidskeuzes. Vandaag wonen we allemaal in afzonderlijke woningen met individuele in plaats van collectieve faciliteiten. Ons collectieve streven naar efficiëntie minimaliseert dure menselijke interactie. Dat zien we op de werkvloer, maar we zien het ook in dienstverlening die zich terugtrekt uit het maatschappelijke leven en hun klanten vragen om digitaal te werken. En bij werknemers in retail, zorg, horeca die zo productief mogelijk ingezet worden waardoor een babbeltje niet meer mogelijk is.
Waarom ligt de oplossing volgens u niet bij meer middelen meer beleid meer mensen?
Ons zorgsysteem staat inderdaad voor grote uitdagingen: stijgende uitgaven, de vergrijzingsgolf, het tekort aan personeel... Maar het grote probleem is dat ons zorgsysteem op dit moment het restsysteem is voor alles wat verkeerd loopt in de samenleving. Veel van wat we nu als medische problemen zien, zijn in feite maatschappelijke kwesties.
Stel: een gezin met twee jonge kinderen heeft financiële problemen. Ze wonen in een klein appartement met vochtproblemen. Het zoontje heeft astma, en de vochtproblemen verergeren dat. Het gezin komt nipt niet in aanmerking voor een sociale woning, en vindt ook geen betaalbaar alternatief op de private huurmarkt. De ouders zijn gestresseerd en voelen zich schuldig tegenover hun zoontje. Ze werken hard, maar dat leidt niet tot een goede levenskwaliteit of tot betere vooruitzichten. Na lang piekeren zoekt de moeder hulp bij de huisarts, die suggereert dat ze depressief is. Ook het kind met longproblemen komt steeds weer bij de arts terecht. Maar de gezondheidszorg kan geen oplossing bieden voor de maatschappelijke uitdagingen die aan de basis liggen van deze situatie.
We moeten ervoor zorgen dat de geestelijke gezondheidszorg terug met haar kerntaak kan bezig zijn?
Klopt.
We hebben een ambitieus sociaal beleid nodig om een aantal nijpende maatschappelijke/sociale problemen aanpakken: huisvesting, armoede, ongelijkheid…
Ook het domein van zingeving en geluk behoort niet tot het gebied van de mentale gezondheidszorg.
Volgens ontwikkelingspsychologen hebben kinderen en jongeren in hun leven 2-3 volwassenen – naast hun ouders - nodig die hen ondersteunen in hun zoektocht naar hun plek in het leven, die echt naar hen luisteren, waarmee ze zich verbonden weten, die grenzen stellen en kritisch durven zijn, en die zaken in perspectief kunnen zetten. Peers zijn belangrijk maar zelfs de meest mature jongere kan de rol van een volwassene niet vervangen.
Jongeren structureel ondersteunen in hun zoektocht naar hun plek in het leven, wat voor samenleving we willen zijn, welke rol je daarin kan spelen als mens, we hebben daar geen structureel mechanisme voor, geen plek in onze samenleving waar we daarover praten met hen en ook dat is voelbaar in de groeiende zorgvraag.
De zorgvraag is vandaag te hoog omdat we elke vorm van psychisch of mentaal lijden willen toewijzen aan een zorgprofessional. Psychiaters en psychologen steken vandaag veel tijd in mensen met milde klachten waardoor er veel minder tijd is voor patiënten met levensbedreigende psychische problemen. De makkelijkere patiënten verdrijven de moeilijke, en diegene die maar moeilijk hun weg vinden naar de juiste hulp. De combinatie van een lagere instroom van zorgvragen en een goede differentiatie van de overblijvende zorgvraag is essentieel om binnen de geestelijke gezondheidszorg de nodige aandacht voor ernstige psychische stoornissen te garanderen.
En hoe ziet u de rol van preventiebeleid?
Ons zorgsysteem is gericht op ziektebeheersing. We moeten durven kiezen voor een sterk activerend preventiebeleid. Uit onderzoek blijkt dat preventie zeer effectief kan zijn voor te vermijden chronische levensstijlaandoeningen zoals bv hart- en vaataandoeningen.
Dat begint met mensen beschouwen als actieve en autonome individuen met capaciteiten om voor zichzelf te zorgen. Hen daarin begeleiden en samen zoeken naar oplossingen, vanuit connectie, dat is een kerntaak van een effectief preventiebeleid.
Kijk maar naar de succesvolle modellen voor geïntegreerde zorg in Denemarken. Dat kost geld, maar het rendeert ook. Je investeert in mensen.
Het recept voor preventie rond chronische levensstijlaandoeningen is niet klakkeloos kopieerbaar voor psychische stoornissen. De pathogenese van psychische stoornissen is niet duidelijk. We weten voor depressie en angststoornissen kenmerken op te sommen maar de verklarende mechanismen waarom mensen die ontwikkelen zijn niet uitgeklaard. Het is moeilijk om via beleid iets te doen aan de depressiepandemie als je je vinger niet kan leggen op de oorzaken. Voor mentale gezondheid en psychische problemen zijn er voorlopig geen grootschalige top-down preventiesuccessen.
Professor Andrea Wittenborn en haar team bekeken duizenden wetenschappelijke publicaties over depressie en 93% daarvan onderzocht slechts één verklarende variabele voor depressie. Die negeren de complexiteit. Wittenborn benadert depressie als een systeemsyndroom, het geheel van verklarende factoren ziet er voor elk individu een beetje anders uit, wat logisch is.
Ze benadrukt dat we moeten inzetten op buffervariabelen die veerkracht versterken. En werken aan collectieve factoren die een grote impact hebben op mentale gezondheid, zoals bijvoorbeeld economische zekerheid.
Informatie aanbieden over, praten over en werken aan mentaal welbevinden op scholen wordt vaak naar voor geschoven als beleidsactie. Waar liggen de klemtonen best?
Na meer dan 30 jaar onderzoek is nog steeds geen enkele interventie internationaal opgeschaald als de gouden standaard voor mentale zorginterventies in de schoolcontext.
Maar werken aan emotionele en sociale vaardigheden op school werpt altijd zijn vruchten af blijkt uit onderzoek. Inzetten op nadenken over en het herkennen van emoties, ondersteunen in leren communiceren, samenwerken, sociale vaardigheden ontwikkelen zouden we moeten opnemen in alle onderwijstrajecten. Niet alle jongeren kunnen deze vaardigheden spontaan verwerven en het is ook geen mirakel oplossing, maar uit onderzoek blijkt dat het verwerven van deze vaardigheden leidt tot minder depressieve en angstgevoelens. En het helpt hopelijk jongeren met acute problemen om zich beter te kunnen (en durven) uiten en hen (sneller) te kunnen helpen.
Daarnaast pleit ik ook voor een cursus begrijpend leven: waarin we jongeren ondersteunen om hun plaats in de complexe wereld beter te kunnen vinden maar ook om te gaan met alledaagse uitdagingen zoals gezonde maaltijd maken en vaardigheden ontwikkelen die helpen om betere levensstijl keuzes te maken.
Waarom is het belangrijk om de hele schoolcontext mee te nemen?
Een schoolcontext waar iedereen maximaal moet presteren, en dat presteren vereng wordt tot goed scoren op taal, wiskunde…. zal hoogstens een kleine groep leerlingen aanspreken. En gerichte interventies rond mentaal welbevinden passen best in een ruimer beleid rond welbevinden dat de hele schoolcontext onder de loupe neemt. Zet in op cocreatie en het leren zelf (los van resultaten voor toetsen en examens), een warme omgeving creeëren voor leerlingen, connectiviteit via bijvoorbeeld leerkrachten die leerlingen volgen in hun schoolcarrière, hen echt leren kennen en een band opbouwen.
U benadrukt ook het belang van autonomie als basisvoorwaarde voor zelfactualisatie en geluk.
Het betekent dat we aandacht hebben voor de complete mens. Dat we mensen serieus nemen, luisteren naar wat ze belangrijk vinden en geloven in hun capaciteiten om voor zichzelf te zorgen.
Dat is een ander maatschappelijk discours dan de huidige dwingende focus op jezelf continu verbeteren en alle verantwoordelijkheid bij individuen te leggen als het gaat over welbevinden. Het betekent in dialoog gaan over wat een goed leven is, kaders geven voor jongeren om zich een beeld te vormen van de mens die je wil zijn en er zijn voor hen.
Met autonomie ook nadrukkelijk als een relationeel iets, je formuleert je mening, leert en stuurt bij in dialoog met anderen.
Johan Albrecht is Professor aan de faculteit Economie en Bedrijfskunde van de UGent en senior fellow aan het Itinera Institute.
Itinera is een onafhankelijke denktank. Ze brengen erkende experten uit binnen- en buitenland samen, die volledig onafhankelijk grote maatschappelijke vraagstukken onderzoeken. Met onze analyses willen we het beleid verbeteren met een focus op welvaartscreatie, goed bestuur en democratische inclusie.